Europese coalitie tegen borstkanker
Strijden voor een optimale zorg

NL

Resolutie over borstkanker in de EU

Resolutie van het Europees Parlement over borstkanker in de Europese Unie

(6 juni 2003)
Het Europees Parlement,

  • gelet op artikel 152 van het EG-Vertrag in de bij het Vertrag van Nice gewijzigde versie,

  • gelet op artikel 35 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ,

  • onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 maart 1999 over de mededeling van de Commissie "De gezondheidstoestand van vrouwen in de Europese Gemeenschap" ,

  • onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 februari 2003 over de mededeling van de
    Commissie "inzake communautaire en nationale maatregelen in verband met borstimplantaten" ,

  • onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 oktober 2001 over het octrooieren van de genen BRCA1 en BRCA2 ("borstkankergenen"),

  • onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 januari 2003 over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's: De toekomst van de gezondheidszorg en de ouderenzorg: de toegankelijkheid, de kwaliteit en de betaalbaarheid waarborgen ,

  • gezien Besluit nr. 646/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 maart 1996 tot vaststelling van een actieplan voor kankerbestrijding in het kader van de actie op het gebied van de volksgezondheid (1996- 2000) , dat bij Besluit nr. 521/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad verlengd werd,

  • gezien Besluit nr. 1786/2002/EG van het Europees Parlement en Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2003-2008) ,

  • gezien Besluit nr. 1513/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002-2006) ,

  • gelet op Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de toepassing van goede klinische praktijken bij de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik ,

  • gezien het op 4 februari 2000 op de eerste wereldtop tegen kanker in Parijs aangenomen handvest tegen kanker,

  • gezien de "European Guidelines for Quality Assurance in Mammography Screening" ,

  • gezien de aanbevelingen van de European Society of Mastology (EUSOMA) "The requirements of a specialist breast unit" ,

  • gelet op de "Recommendations on cancer screening in the European Union" (aanbevelingen voor het kankeronderzoek) van het Advisory Committee on Cancer Prevention (Adviescomité inzake kankerpreventie) ,

  • gelet op artikel 163 van zijn Reglement,

  • gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen (A5 0159/2003),
A. overwegende dat in artikel 152 van het EG-Verdrag is bepaald dat bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Gemeenschap een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid wordt verzekerd en dat het optreden van de Gemeenschap, dat een aanvulling vormt op het nationale beleid, de bestrijding van grote bedreigingen van de gezondheid zoals kanker omvat, waarbij het onderzoek naar de oorzaken, preventie, alsmede gezondheidsvoorlichting en gezondheidsonderwijs worden bevorderd,

B. overwegende dat er volgens gegevens van de WHO in de EU in het jaar 2000 meer dan 216.000 nieuwe gevallen van borstkanker bij vrouwen waren en dat in datzelfde jaar 79.000 vrouwen aan borstkanker zijn gestorven, dat borstkanker de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen is, dat iedere negende vrouw daardoor wordt getroffen en dat borstkanker in de Europese Unie de meest voorkomende doodsoorzaak is bij vrouwen tussen de 35 en de 55 jaar,

C. overwegende dat volgens het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie eenieder recht heeft op toegang tot preventieve gezondheidszorg en op medische verzorging,

D. overwegende dat iedere vrouw, ongeacht woonplaats, sociale positie, beroep en opleiding, toegang moet hebben tot kwalitatief hoogstaande vroegdiagnostiek, behandeling en nazorg van borstkanker, maar dat er momenteel tussen lidstaten, regio's en zelfs tussen ziekenhuizen in een en dezelfde stad sprake is van enorme verschillen met betrekking tot de kwaliteit van verzorging bij borstkanker en daardoor ook bij de overlevingskansen van vrouwen,

E. overwegende dat in de Eurocare-studie van 1999 tussen lidstaten onaanvaardbare verschillen tot 16% in de overlevingscijfers van borstkankerpatiënten zijn vastgesteld, welke verschillen o.a. worden toegeschreven aan verschillen met betrekking tot de toegang tot vroegdiagnostiek, diagnose en behandeling van borstkanker ,

F. overwegende dat het onderzoek tot dusverre niet heeft geleid tot efficiënte maatregelen ter voorkoming van borstkanker of de genezing daarvan, onafhankelijk van het diagnosestadium, en dat borstkanker in 90% van de gevallen te genezen is, wanneer het in een vroeg stadium wordt vastgesteld en goed wordt behandeld,

G. overwegende dat van het communautaire programma "Europa tegen kanker" belangrijke impulsen zijn uitgegaan in de strijd tegen borstkanker, waarbij de sinds 1992 ontwikkelde "European Guidelines for Quality Assurance in Mammography Screening" een bijzonder goed voorbeeld vormen van kwaliteitsnormen en beste praktijken op het gebied van het Europese gezondheidsbeleid,

H. overwegende dat op kwaliteit gecontroleerde mammografie-screening, d.w.z. het regelmatig uitnodigen van de vrouwelijke bevolking voor vrijwillige en gratis mammografieonderzoeken en vervolgdiagnostiek in het kader van een georganiseerd regionaal of nationaal programma voor bevolkingsonderzoek, volgens gegevens van de WHO de mortaliteit als gevolg van borstkanker bij vrouwen tussen de 50 en de 69 jaar met 35% kan doen dalen en volgens wetenschappelijk onderzoek de sterfte bij vrouwen tussen de 40 en de 49 jaar met 20% kan doen dalen,

I. overwegende dat aan vrouwen met een borstimplantaat screening door middel van een echografie aangeboden dient te worden aangezien het onderzoek bij deze vrouwen moeilijker is,

J. overwegende dat borstzelfonderzoek van vrouwen een waardevolle bijdrage levert aan het kritisch volgen van de eigen gezondheidstoestand, maar geen alternatief vormt voor vroegdiagnostiek door middel van screening, maar tevens dat de WHO geconcludeerd heeft dat nog steeds onvoldoende is aangetoond dat klinisch borstonderzoek of zelfonderzoek de sterfte door borstkanker vermindert,

K. overwegende dat klinisch borstonderzoek een belangrijke maatregel is met het oog op het tijdig opsporen van carcinomen in de periode tussen twee screening-onderzoeken in, alsmede voor vrouwen die op grond van hun leeftijd niet in aanmerking komen voor deelname aan georganiseerde screening-programma's,

L. overwegende dat de vroege detectie, diagnose, behandeling en nazorg van borstkanker uitsluitend moeten plaatsvinden door een multidisciplinair team van specialisten, omdat daardoor de overlevingskansen bij vrouwen aanzienlijk kunnen toenemen,

M. overwegende dat een op kwaliteit gecontroleerd borstonderzoek op middellange en lange termijn leidt tot kostenbesparingen in het gezondheidsstelsel, omdat onnodige onderzoeken en behandelingen kunnen worden vermeden, mammacarcinomen eerder worden opgespoord en daardoor minder dure operaties en vervolgbehandelingen noodzakelijk zijn,

N. overwegende dat een zo hoog mogelijke levenskwaliteit voor de patiënt moet worden bereikt, omdat de behandeling van borstkanker gepaard gaat met een grote lichamelijke en psychische belasting,

O. overwegende dat vrouwen die lijden aan borstkanker door de behandelend arts op adequate wijze moeten worden geïnformeerd over diagnose en behandeling en met kennis van zaken over de bijwerkingen moeten worden betrokken bij de besluitvorming over mogelijkheden voor therapie,

P. overwegende dat tot nu toe niet alle lidstaten eigen regelgeving inzake patiëntenrechten hebben goedgekeurd, zodat de desbetreffende rechten momenteel voor de patiënten verre van doorzichtig zijn,

  1. dringt er bij de lidstaten en de Europese Commissie op aan de bestrijding van borstkanker tot een van de prioriteiten op het gebied van de volksgezondheid te maken en doeltreffende strategieën voor een betere preventie, vroegdiagnostiek, diagnose, behandeling en nazorg van borstkanker te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen teneinde in geheel Europa een zo hoog mogelijke kwaliteit op het gebied van de behandeling van borstkanker te waarborgen;

  2. verzoekt de lidstaten zich ten doel te stellen om voor het jaar 2008 de voorwaarden te scheppen die ervoor moeten zorgen dat de gemiddelde sterfte aan borstkanker in de EU met 25% wordt verlaagd en de tussen de lidstaten bestaande verschillen voor wat betreft de 5-jaars overlevingskansen tot 5% worden gereduceerd;

  3. heeft kritiek op het feit dat de "European Guidelines for Quality Assurance in Mammography Screening" tot dusverre pas in 8 van de 15 lidstaten hebben geleid tot de instelling van alomvattende screeningprogramma's; dringt er derhalve bij de lidstaten op aan zo snel mogelijk alle vrouwen tussen de 50 en tenminste 69 jaar een tweejaarlijkse mammografie-screening aan te bieden die voldoet aan de Europese richtlijnen, waarbij in het kader van een programma voor bevolkingsonderzoek op vrijwillige basis een deelnemingspercentage van meer dan 70% zou moeten worden bereikt en zou moeten worden voldaan aan de navolgende kwaliteitsnormen:
    • de screening vindt plaats in speciaal daarvoor toegeruste en gecertificeerde instellingen, of vaste of mobiele instellingen die van deze centra afhankelijk zijn, waarbij in verdachte gevallen de vervolgdiagnostiek plaatsvindt door een multidisciplinair team van artsen en in een gespecialiseerde instelling,
    • iedere mammografie wordt onafhankelijk van elkaar door twee radiologen dubbel blind beoordeeld, die beiden minstens 5.000 screeningonderzoeken per jaar verrichten,
    • de screeningapparatuur wordt regelmatig gecontroleerd op beeldkwaliteit en stralenbelasting; het ontwikkelproces dient mede te worden gecontroleerd,
    • artsen en medisch personeel nemen regelmatig deel aan bijscholingsmaatregelen;
  4. dringt erop aan dat er bij bevolkingsonderzoek echografieapparatuur aanwezig is ten behoeve van vrouwen met een niet-stralendoorlaatbare borstprothese;

  5. dringt erop aan dat iedere vrouw die aan borstkanker lijdt, het recht heeft om te worden behandeld door een multidisciplinair team, en dringt er derhalve bij de lidstaten op aan een alomvattend netwerk van gecertificeerde, multidisciplinaire borstcentra tot stand te brengen, die voldoen aan de navolgende kwaliteitsnormen:
    • ieder borstcentrum opereert jaarlijks minstens 150 patiënten bij wie voor het eerst borstkanker gediagnosticeerd is,
    • het borstcentrum wordt geleid door een speciaal gekwalificeerde arts die met name gespecialiseerd is op het gebied van borstaandoeningen; het multidisciplinaire team bestaat uit artsen die ervaren zijn op het gebied van borstchirurgie en die uitsluitend borstoperaties uitvoeren, alsmede uit radiologen, oncologen, pathologen, verpleegkundigen en röntgenassistenten die eveneens gespecialiseerd zijn op het gebied van borstaandoeningen, alsmede een specialist op het gebied van gegevensverwerking,
    • minstens eenmaal per week vinden multidisciplinaire casusvergaderingen plaats waarbij een casus zowel preoperatief als postoperatief wordt besproken,
    • de kwaliteit van de resultaten moet worden gewaarborgd door klinisch onderzoek,
    • artsen en medisch personeel nemen regelmatig deel aan nascholingsmaatregelen,
    • door middel van het met goed gevolg afleggen van een test geven artsen en medisch personeel regelmatig blijk over voldoende actuele kennis en kunde te beschikken,
    • controle- en nazorgonderzoeken vinden plaats in nauwe samenwerking met de desbetreffende multidisciplinaire borstcentra,
    • de patiënten ontvangen oncopsychologische begeleiding, psychotherapeutische ondersteuning en fysiotherapie, en hebben toegang tot sociale dienstverlening;
  6. juicht het toe dat in het kader van het zesde kaderprogramma voor onderzoek in totaal € 400 mln beschikbaar is voor kankeronderzoek, en dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om:
    • a. een betere coördinatie van het nationale en het Europese onderzoek te waarborgen,
    • b. te waarborgen dat de op onderzoeksresultaten gebaseerde geneeskunde ook in Europa de basis is voor de behandeling van borstkanker,
    • c. de positieve resultaten van het fundamenteel onderzoek zo snel mogelijk bij de behandeling te betrekken en het klinisch onderzoek verder uit te breiden, met name de klinische proeven die worden gecoördineerd door de Europese Organisatie voor kankeronderzoek en -behandeling (EORTC) en uitgevoerd in kankercentra en -klinieken in de gehele Europese Unie,
    • d. meer middelen dan tot dusverre het geval was beschikbaar stellen voor borstkankeronderzoek, teneinde
      • het zoeken naar oorzaken en vormen van therapie verder te intensiveren,
      • de prognose van de werking van de therapie en de betrouwbaarheid van de resultaten te verbeteren,
      • de samenhang tussen borstkanker en potentiële risicofactoren zoals tabak, voeding, hormonen en levensstijl (gewicht, lichamelijke activiteit) verder te onderzoeken,
      • meer onderzoek te doen plaatsvinden naar stationaire en ambulante behandelingsmethoden, opdat de patiënten in de toekomst niet meer onnodig te lijden hebben onder klinisch onderzoek en behandeling met medicijnen,
      • een methode te ontwikkelen voor een gestandaardiseerde risicoinschatting voor vrouwen met een mogelijk genetisch bepaalde kans op borstkanker;
  7. dringt er bij de lidstaten op aan om in het kader van hun verantwoordelijkheden:
    • a. de aanbeveling van de WHO op te volgen en met deelneming van alle belangrijke betrokkenen nationale actieplannen ter bestrijding van kanker uit te werken,
    • b. verdere evidence-based richtsnoeren uit te werken voor de vroegdiagnostiek, diagnose, behandeling en nazorg van borstkanker en deze voortdurend aan de nieuwste stand aan te passen, een nationale coördinatie-instantie voor borstkanker te organiseren en door middel van een transparante auditprocedure zorg te dragen voor de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren,
    • c. er met het oog op het psychisch welbevinden en de lichamelijke integriteit van vrouwen voor te zorgen:
      • dat iedere vrouw zowel na een screeningonderzoek als bij klinisch onderzoek binnen vijf werkdagen wordt geïnformeerd over het resultaat van het onderzoek en dat geen enkele vrouw bij wie borstkanker is gediagnosticeerd, langer dan vier weken moet wachten op het begin van de behandeling;
      • dat iedere vrouw in gevallen waarin daarvoor medische gronden bestaan, de mogelijkheid moet hebben een borstsparende operatie te ondergaan, teneinde het aantal onnodige borstamputaties te verlagen, en dat borstreconstructies zoveel mogelijk plaatsvinden met eigen weefsel en op zo kort mogelijke termijn;
      • dat iedere vrouw preoperatief een betrouwbare diagnose krijgt (met name door een minimaal invasieve biopsie);
      • dat patiënten bij wie een borstimplantaat is ingebracht een patiëntenpas krijgen, waarin de bijzondere eigenschappen en de postoperatief noodzakelijke nazorgmaatregelen worden vermeld,
    • d. ervoor te zorgen dat hulpmiddelen zoals pruiken en borstprothesen, alsmede bij de nazorg lymfedrainage vergoed worden,
    • e. specialisaties, zoals die van borstchirurg, borstverpleegster of oncopsycholoog, die in enkele lidstaten hun nut bewezen hebben, via de totstandbrenging van de nodige opleidings- en nascholingsmogelijkheden te verbreiden,
    • f. centra op te richten voor de medische en psychologische begeleiding van vrouwen met een vermoedelijk erfelijk bepaald risico op borstkanker en vrouwen met een positief testsresultaat een intensiever preventieprogramma aan te bieden,
    • g. speciale regelgeving aan te nemen over individuele patiëntenrechten, die aan de patiënten de volgende rechten toekent:
      • het recht op gedegen en gekwalificeerde medische verzorging door gekwalificeerd medisch personeel in passend ingerichte en georganiseerde praktijken en ziekenhuizen,
      • het recht op begrijpelijke, zakelijke en passende informatie en adviezen door de arts voor, tijdens en na de behandeling,
      • het recht op zelfbeschikking na uitgebreid te zijn voorgelicht,
      • het recht op documentatie inzake de behandeling en op inzage door de patiënt,
      • het recht op vertrouwelijkheid en databescherming,
      • het recht om een klacht in te dienen,
      • het recht op raadpleging van een tweede arts ingeval van kankeraandoeningen,
    • h. patiëntenorganisaties meer dan nu het geval is te betrekken bij besluitvorming op het gebied van de gezondheidspolitiek en hun werkzaamheden op adequate wijze te ondersteunen,
    • i. zorg te dragen voor een verbetering van de situatie met betrekking tot de gegevensverwerking en zo snel mogelijk nationale kankerregisters op te richten, die voldoen aan de normen van het European Network of Cancer Registries, teneinde in de EU eindelijk de beschikking te krijgen over relevante en vergelijkbare Europese gegevens betreffende de ontwikkeling van kanker en borstkanker;
  8. dringt er bij de Europese Commissie op aan:
    • a. om in het kader van het actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2003-2008) de vernieuwende projecten die het resultaat zijn van het tot dusver uitgevoerde programma Europa tegen kanker, zoals het European Breast Cancer Network, het European Network of Cancer Registries en het netwerk European Prospective Investigation into Cancer and Nutrition (EPIC) ook in de toekomst op adequate wijze te ondersteunen,
    • b. de huidige activiteiten van de directoraten-generaal gezondheid, onderzoek en informatiemaatschappij te bundelen en een gemeenschappelijke EU-website voor kanker te openen, waar zowel burgers en leken als medici en onderzoekers de op diverse wijze verwerkte informatie betreffende kanker van Europese en nationale onderzoekers, medische genootschappen, patiëntenorganisaties, enz. kunnen vinden die zodanig geformuleerd is dat deze in de verschillende talen gemakkelijk te begrijpen is,
    • c. op korte termijn met het voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake kankeronderzoek te komen, gebaseerd op "Aanbevelingen inzake kankeronderzoek in de Europese Unie" van het Adviescomité inzake kankerpreventie, waarin de nadruk gelegd wordt op een georganiseerde en coherente aanpak van het kankeronderzoek (borstkanker, cervixkanker, dikkedarmkanker en prostaatkanker); acht een gecoördineerde aanpak op Europese schaal van fundamenteel belang teneinde inefficiënt, laagwaardig en opportunistisch onderzoek te voorkomen; zegt zijnerzijds toe aan dit proces te zullen deelnemen;
  9. onderstreept het belang van klinisch onderzoek voor de vooruitgang van de medische wetenschap; is ingenomen met de goedkeuring van de eerder genoemde Richtlijn 2001/20/EG; is van mening dat bij de formulering van de uitvoeringsbepalingen met de behoeften van de onderzoekorganisaties rekening moet worden gehouden; is bezorgd dat de beoogde harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot klinisch onderzoek niet wordt verwezenlijkt en de bestaande belemmeringen voor klinisch onderzoek met deelneming van meerdere lidstaten niet zullen worden weggenomen;
     
  10. verzoekt de lidstaten met regio's van doelstelling 1, gelet op de grote regionale verschillen bij de toegang tot vroegtijdige herkenning, diagnose en behandeling van borstkanker, in sterkere mate middelen uit de structuurfondsen voor de financiering van de infrastructuur van de gezondheidszorg aan te wenden;
     
  11. herhaalt zijn bezorgdheid over de mogelijke consequenties van de verlening door het Europees Octrooibureau van octrooien inzake de genen BRC AC 1 en BRC A2 ("borstkankergenen"); verzoekt het EOB het octrooieren van deze genen opnieuw te overwegen en verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten te waarborgen dat de menselijke genetische code vrijelijk beschikbaar komt voor onderzoek in de gehele wereld en dat medische toepassingen van bepaalde menselijke genen niet belemmerd worden door op octrooien gebaseerde monopolies;
     
  12. dringt er bij de Commissie op aan om na afloop van de laatste projecten gezamenlijk met het Italiaanse voorzitterschap eind 2003 een conferentie te organiseren teneinde mede met het oog op het nieuwe actieprogramma op het gebied van volksgezondheid (2003-2008) een eindbalans op te maken van het programma "Europa tegen kanker";
     
  13. is bezorgd over de naar verhouding slechte overlevingskansen van vrouwen met borstkanker in de kandidaat-landen, verzoekt de kandidaat-landen hun inspanningen inzake de bestrijding van borstkanker te versterken en verzoekt de Commissie een gestructureerde uitwisseling van ervaringen met de toekomstige lidstaten te organiseren;
     
  14. verzoekt de Commissie om gezamenlijk met de lidstaten voor de voorjaarstop van 2006 een verslag op te stellen over de door de lidstaten genomen maatregelen en met het oog op de bereikte vooruitgang een besluit te nemen over verdere stappen in de strijd tegen borstkanker;
     
  15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, alsmede aan de parlementen van de lidstaten.